Verzelfstandiging Sportcentrum en Theater
Inbreng OP inzake Theater en Sportcentrum, donderdag 6 april 2017
Voorzitter, wij hebben eerder gezegd “Het voorstel van het College is een sprong in het diepe zonder brevet”. En dat zijn wij nog steeds van mening.
Bij brief van 31 maart jl. hebben wij als fractie Onafhankelijk Papendrecht aangegeven dat het onderhavige agendapunt nog niet rijp is voor besluitvorming. Wij hebben ook per die datum een Rapport opgeleverd waarin wij op de nadelen van de beoogde commerciële verzelfstandiging van zowel het Theater als het Sportcentrum hebben gewezen.
In de kern komt onze kritiek neer op het volgende. Beide organisaties waren onvoldoende intern, dat wil zeggen binnen-gemeentelijk, verzelfstandigd. Deskundigen die wij actief hebben benaderd en hebben opgezocht – wij hebben vorig jaar twee bezoeken aan sportcentra buiten Papendrecht afgelegd – brengen naar voren dat het wijs is om eerst intern te verzelfstandigen en pas daarna extern te verzelfstandigen. Vervolgens hebben wij als fractie vorige week donderdag vastgesteld dat het bij de beoogde verzelfstandiging gaat om externe verzelfstandiging in een verregaande vorm, waarbij zowel het Theater als het Sportcentrum in een commerciële BV-vorm geacht worden winst te gaan maken. En dat gaat volgens ons niet werken, dat heeft namelijk nog nooit zo gewerkt.
Voorzitter, daar hebben wij grote moeite mee. Niet alleen omdat wij van mening zijn dat zowel het Theater als het Sportcentrum algemeen nut beogende instellingen behoren te zijn. Het Theater en het Sportcentrum zijn van iedereen, van alle Papendrechters. Maar ook omdat hierdoor een onomkeerbaar proces richting vercommercialisering van de breedtesport, de jeugdsport en het Sportcentrum zelf ingezet wordt waar de fractie van Onafhankelijk Papendrecht geen voorstander van is. Het Sportcentrum is betaald met de spaarcentjes van de inwoners van Papendrecht; wij zijn van mening dat het Sportcentrum bereikbaar dient te blijven voor iedereen. Als de beoogde plannen doorgang vinden dan zullen niet culturele en sportieve waarden, maar commerciële targets, gaan bepalen wat er in het Theater en in het Sportcentrum zal gebeuren.
De Wet Markt en Overheid heeft geen toepassing op de vraag of het Theater en het Sportcentrum naar de markt gebracht moeten worden. Dat speelt geen enkele rol.
Het Theater is een culturele voorziening die zich primair dient te richten op de ontwikkeling van artistieke presentaties, leerlingenuitvoeringen, de sociale, maatschappelijke en culturele functies. In het kader van vernieuwing is cultureel ondernemerschap een beproefd middel om niet stil te blijven staan. Voorts ligt het voor de hand het Theater in te bedden in de nieuw te ontwikkelen concepten voor de Voortgezet Onderwijs scholenbouw. Ook nieuwbouw oefenruimte voor muziekvereniging Excelsior kan daar worden ingepast. De gemeente dient op te blijven draaien voor eventuele exploitatietekorten.
Het Sportcentrum is een sportieve voorziening die zich primair dient te richten op de ontwikkeling van sportiviteit, zowel mentaal als fysiek. Het dient aan sportverenigingen, maar daar rekenen wij ook een balletschool toe, mogelijk gemaakt te worden om de jeugd te begeleiden en te enthousiasmeren als het gaat om beweging, sportieve ontwikkeling, competitie, sportieve wedstrijden en evenementen. Het Sportcentrum is er gekomen om sport in de breedste zin van de betekenis van dit woord mogelijk te maken, nu en in de toekomst. Dat kan door betaalbare huren te rekenen, een goed management neer te zetten, sportief ondernemerschap te stimuleren. Het Sportcentrum dient een sportcentrum te blijven en geen oord te worden waar autoshows en vlooienmarkten zullen worden gehouden omdat de kassa moet rinkelen. De gemeente dient op te blijven draaien voor eventuele exploitatietekorten.
De fractie van Onafhankelijke Papendrecht gaf eerder aan dat het agendapunt nog niet rijp is voor besluitvorming. Dat houdt verband met een aantal vragen die nog open staan en die nog onvoldoende zijn doordacht, besproken en beantwoord. Er is nog geen volledig inzicht in de exploitatieovereenkomst. Dat zou wel moeten. Hoe kan de gemeenteraad anders een goede afweging maken? De structuur gaat uit van twee BV’s. De vraag is, wie is de aandeelhouder van de werkmaatschappijen, de BV’s? Is dat de Holding BV? Of is dat de gemeente, in casu het College met de ambtenarij in zijn kielzog? De gemeente zal aandeelhouder zijn van de Holding BV en niet van de werkmaatschappijen, de Theater BV en het Sportcentrumbedrijf BV. Dit is voor onze fractie onacceptabel omdat de gemeente(raad) daarmee op nog grotere afstand komt dan het College de gemeenteraad doet voorkomen. Het is volgens ons van groot belang dat de lokale politiek een vinger in de pap houdt als het gaat om toegankelijkheid, randvoorwaarden, prijsstelling, programmering, controle op de financiën, toezicht en kaderstelling ten aanzien van de wijze van exploiteren van zowel het Theater als het Sportcentrum. Het zijn immers gemeenschapsvoorzieningen.
In de praktijk kan het betekenen dat de Holding BV (lees: het College) de aandeelhouder is van de werkmaatschappijen en vanuit die hoedanigheid buiten de gemeenteraad om beslissingen kan nemen. De gemeenteraad gaat namelijk alleen vanuit het deelnemingenkader over de Holding BV.
Welke instantie stelt de hoogte van de prijzen vast?
Hoe zit het precies met het aangaan van een meerjarige overeenkomst. Gaat het dan over het publiek-rechtelijk deel, de subsidies, of gaat het dan over het privaat-rechtelijk deel, de contracten?
Is er rekening mee gehouden dat dit in overeenstemming dient te zijn met geldende aanbestedingsregels? Waar staat dat?
Ten aanzien van het krediet dat wordt gevraagd, € 450K, wat is het effect hiervan op de exploitatiebegroting van de gemeente? Er wordt een voorschot genomen op besluitvorming in de gemeenteraad over de Jaarrekening 2016; de vraag is of dit een wenselijke ontwikkeling is? Resultaatbestemming komt pas later aan de orde, en op het moment dat de gemeenteraad hier nu zijn fiat aan geeft, wordt vooruit gelopen op de integrale afweging die nog moet plaatsvinden. Misschien zijn er nog andere beleidsterreinen, bijvoorbeeld het terugdringen van de wachtlijsten bij de jeugdhulp, die in 2017 om extra middelen vragen?
Ons is opgevallen dat bij het in gang zetten van dit proces naar commerciële verzelfstandiging gekozen is voor commerciële verzelfstandiging in de vorm van BV’s. Andere rechtsvormen zijn niet onderzocht en hebben zeker niet de investering van honderd duizenden euro’s die alle onderzoeken gekost hebben gekregen. De stichtingsvorm, een rechtsvorm zonder winstoogmerk, heeft nauwelijks aandacht gekregen en er zijn ook geen plannen voor gemaakt. De BV-vorm wordt daarentegen wel beschreven en alleen in superlatieven. Maar een BV-vorm is in essentie gericht op winstmaximalisatie. En winstmaximalisatie leidt tot perverse prikkels.
De fractie van OP is tegen het inbouwen van perverse prikkels. Juist die perverse prikkels worden ingebouwd als voor de BV-vorm wordt gekozen. Met Sport en Theater maakt de gemeente geen winst. Het zijn maatschappelijke fenomenen die geld kosten. Dat was zo, dat is zo en dat zal zo blijven in de toekomst. Zolang onduidelijkheid bestaat over wie de commerciële tarieven vast gaat stellen, waarom de directiefuncties zo opgetuigd worden, hoe het sportbedrijf en het theater gaan investeren in het gebruikersonderhoud zodat er geen technische schuld ontstaat naar de toekomst toe en waarom de target-baten van de verzelfstandigde organisaties niet zijn ingeboekt (De BV’s streven immers naar winst) maar slechts een magere € 95K als geraamde besparing wordt behaald én daarbovenop onduidelijkheid bestaat over de wetgeving (VPB) – dat moet voor een substantieel bedrag nog worden uitgezocht – zolang op al deze vragen geen duidelijkheid is gegeven, zolang is het onverantwoord om op dit moment een besluit te nemen.
Op 27 oktober heeft de commissie Samenleving zich over de voortgang van de verzelfstandigingsplannen van het Sportcentrum en het Theater gebogen. De presentatie die door het College en de ambtenaren gezamenlijk werd gegeven kunt u hieronder downloaden en lezen. Tevens voegen wij voor u bij het uitgebrachte Rekenkamerrapport.
Wat ons betreft is het van belang dat de openbare nutsfunctie van zowel het Sportcentrum als het Theater goed zal worden geborgd. in gewoon Nederlands bedoelen we hiermee dat wij van mening zijn
dat het Sportcentrum er is om te sporten en het Theater er is om voorstellingen te maken en te presenteren. En dat moet zo blijven.
Van belang is dat alle afspraken die gemaakt en overeenkomsten die gesloten zullen gaan worden beantwoorden aan de eisen die de samenleving aan een Sportcentrum en een Theater mag stellen.
Het Sportcentrum is met gemeenschapsgeld gebouwd. Het is er vóór de Papendrechters. Dat geldt ook voor het Theater. Het zijn beide instellingen met een openbare nutsfunctie. Dat is een groot goed en dat willen wij koesteren. Tegelijkertijd zijn er kansen om beide instellingen op een slimmere manier te exploiteren. Die kansen willen we vanzelfsprekend benutten. Tegelijkertijd willen we voorkomen dat de commercie het voor het zeggen krijgt, omdat de maatschappelijke functie dan onder druk komt te staan.