Met de invoering van de Omgevingswet spreidt de overheid een net over Nederland. Politici staan te springen om ons land ingrijpend te ‘verbouwen’. Beleidsbepalers hebben de Omgevingswet speciaal aangepast om hun maatschappelijke doelstellingen – ‘transities’ op het gebied van duurzaamheid, natuur, klimaat, gezondheid en veiligheid – op te leggen aan burgers en bedrijven. Die krijgen te maken met steeds meer controle en surveillance, en met grote rechtsonzekerheid. Zelfs het overgangsrecht, waarbij burgers zich konden beroepen op in het verleden afgegeven vergunningen, staat op de helling.
Ruud Lammers, gemeenteraadslid en fractievoorzitter van Onafhankelijk Papendrecht, plaatste eerder al kritische kanttekeningen bij de Omgevingswet. “Het is op papier de bedoeling dat er meer participatie mogelijk is van burgers en bedrijven in de besluitvorming, maar of dat van de grond komt, valt te betwijfelen”, stelt hij. Lammers signaleert dat onder de Omgevingswet het college van B&W meer bevoegdheden krijgt, ten koste van de gemeenteraad. “Daardoor wordt democratische controle op de besluitvorming nog verder uitgehold.” Zo gold voorheen voor grote projecten, die niet onder de bestemmingsplannen vielen, dat de gemeenteraad een ‘verklaring van geen bedenking’ moest afgeven. Die regel vervalt onder het Omgevingsplan. “Dat betekent meer macht voor B&W om zonder instemming van de gemeenteraad projecten door te drukken.”
Volgens Lammers past deze uitholling van de zeggenschap van de gemeenteraad in een proces dat al veel langer aan de gang is. Zo worden er vanuit de RES regio’s, die zich bezighouden met de ‘regionale energiestrategieën’, veel beslissingen genomen over de inrichting van de openbare ruimte. “Dat vindt plaats op bovengemeentelijk niveau. Daar heb je als gemeenteraad nauwelijks zicht op.” Daarnaast zijn er tientallen ‘Gemeenschappelijke Regelingen’ waarin colleges van B&W met elkaar samenwerken, bijvoorbeeld op het gebied van sociale zaken en milieu. “Wat daar gebeurt, kun je als gemeenteraad bijna niet meer controleren. Je weet als raad niet wat zich afspeelt in het dagelijks bestuur van zo’n Gemeenschappelijke Regeling. Wij krijgen wel de problemen van burgers op ons bord, maar kunnen geen oplossingen bieden.”