Bert Euser
De kabinetten Rutte hebben nieuwe begrippen gemunt op het gebied van lokale democratie, zoals participatiesamenleving en doe-democratie. De achtergrond hiervan is de zorg over de bereidheid van
burgers om te participeren in de samenleving, zodanig dat de minister van BZK het initiatief heeft genomen een Agenda Lokale Democratie op te stellen. Dit heeft geresulteerd in een
adviesaanvraag, door Tonkens c.s. gepubliceerd onder de titel Montessori-democratie, spanningen tussen burgerparticipatie en de lokale politiek (zie Opinie NRC-Handelsblad van 18 mei).
Het kabinet heeft volgens mij echter het omgekeerde gedaan als het bevorderen van lokale democratie. Met de doe-democratie worden in feite zorgtaken die het kabinet niet kan en wil financieren
over de schutting van de samenleving gegooid en in de participatiesamenleving wordt burgers gevraagd taken uit te voeren zonder democratische rechten.
Wat vanaf de spreekwoordelijke ivoren torens van ministerie en universiteit intussen jarenlang over het hoofd werd gezien, is dat gemeenten met de oprichting van lokale politieke partijen al lang
de meest succesvolle vorm van burgerinitiatief in huis hebben, succesvoller nog dan lokale zorg- en energiecoöperaties. Bij de laatste vier gemeenteraadsverkiezingen werden er zo’n 1000 nieuwe
lokale partijen opgericht, waarvan ongeveer de helft één of meer zetels behaalde. Zo’n 40% van de ruim 800 nieuwe en bestaande lokale partijen, die in 2014 zetels behaalden, kunnen op basis van
hun verkiezingsprogramma’s aangeduid worden als participatiepartijen, dus geen actiepartij, geen inzet op deelbelangen en burgers niet behandelen als klant van de gemeente maar als participant in
de lokale samenleving. Kortom elke oproep van het kabinet aan burgers om meer te participeren is een miskenning van hun aanwezige en gedemonstreerde inzet, inzet op een niveau dat zelfs enkele
stappen verder gaat dan het bezoeken van zieke buren. Het gaat om de wens deel te nemen aan het lokale bestuur, de bereidheid om (politieke) verantwoordelijkheid te dragen voor de ontwikkeling
van de lokale samenleving.
Deze ‘nieuwe geuzen’, willen net als in de Spaanse tijd in naam van de bevolking stad voor stad ‘veroveren’ op een centralistisch bestuur..... en gelukkig hoeven we vandaag de dag de
vrijheid niet meer gewapenderhand te bevechten. Het gaat om het werven van aanhang, een activiteit die met één op de drie stemmen bij gemeenteraadsverkiezingen duidelijk gelukt is. Maar om zin te
hebben, moeten die stemmen niet alleen worden gehoord, maar ook meer gewicht krijgen. De bedoeling van lokale democratie is dat uiteindelijk inwoners ‘baas in eigen buurt’ worden.
Inmiddels nemen lokale partijen al in de grote meerderheid van onze 392 gemeenten deel aan het college. Maar in de afgelopen eeuw is de machtsbalans tussen gemeenten en landelijke overheid
zo sterk verschoven dat er geen twijfel bestaat over de vraag wie de dienst uitmaakt.
Dat wordt ook pijnlijk duidelijk als we kijken naar de decentralisaties, die door de landelijke overheid natuurlijk worden genoemd als voorbeeld van ‘teruggeven van macht’ aan gemeenten. Alle
experts, recent nog de Commissaris van de Koning in Brabant in zijn ROB lezing, zien echter vooral een proces van recentralisatie, waarbij gemeenten tot in detail de uitvoeringsregels en grenzen
voorgeschreven krijgen. Vanuit een politiek centrum dat in de afgelopen jaren een stortvloed aan regelgeving heeft geproduceerd, vol van interne tegenstrijdigheden, vrijwel onmogelijk uit te
voeren en wat nog erger is, met vaak draconische effecten op het leven van burgers. Onafhankelijke instituten als Rekenkamer en Ombudsman wijzen hier al jaren op, zonder enig effect. Omdat ik
niet alleen (lokaal) politicus was, maar nog wel lokaal ondernemer, durf ik de uitspraak aan dat de Participatiewet volledig zal falen, omdat het voor ondernemers een enorme bureaucratisering van
een vrij simpel proces inhoudt.
Als gevolg hiervan lijken veel burgers het vertrouwen in de politiek en in de representatieve democratie te verliezen. Den Haag doelt met name op deze groepen in de oproep tot meer participatie.
De enige manier om deze afhakende burgers er bij te houden, ligt echter juist in de acties van groepen inwoners die wel (politiek) actief willen zijn. Het is mijn overtuiging dat deze
burgers het in toenemende mate niet alleen zélf willen doen, maar het ook sámen gaan doen, samen dus ook met de groepen die niet meer in Den Haag geïnteresseerd zijn…..maar wel degelijk in hun
eigen straat en buurt. Taken op het gebied van openbare ruimte, zorg, buurtveiligheid, participatie, zullen steeds vaker door actieve burgers en hun organisaties worden overgenomen van de
gemeente. Hiertoe in staat gesteld buurtrechten, waarop bewoners een beroep doen. Een prachtig voorbeeld zien we in Horst aan de Maas waar verenigingen het beheer van de openbare ruimte ‘gepacht’
hebben, voor 75 procent van de oorspronkelijke kosten…..en er zelfs ‘winst’ op maken. De opkomst van zorgcoöperaties, wijk- en buurtondernemingen, e.d. vereisen een proactieve rol van de lokale
politiek, want bestuurders moeten wel bereid zijn dit soort afspraken met burgers te maken.
Als dat gebeurt zie ik op lokaal niveau een werkbaar alternatief ontstaan na de afbouw van de staat en de fiasco’s van de markt, namelijk in de gemeenschappelijkheid, datgene wat Duitsers
‘Gemeinschaft’ noemen en Engelsen ‘community’. Van Gemeentebestuur naar ondersteuning van Gemeenschappen zou dan ook voor mij het centrale motto moeten zijn van de hernieuwing van de lokale
democratie. En dat is toch heel wat anders dan het vanuit Haagse Torens een oproep te doen aan het ‘volk’ dat zich onvoldoende inzet. Democratische vernieuwingen zijn dus noodzakelijk, maar
dan op bestuurlijk niveau zoals invoering van lokale referenda, door wetgeving geborgde buurtrechten en een door de bevolking gekozen burgemeester. Aan de participatieladder zal een zesde trede
moeten worden toegevoegd, t.w. overdracht van taken van gemeente aan gemeenschappen.
Voor gemeenten is het van belang dat niet alleen taken en financiën, maar vooral ook bevoegdheden worden gedecentraliseerd. De belastingen moeten veel meer lokaal worden geheven en geïnd.
Nederland is doorgeslagen in de centralisatie van bestuur, maatschappelijke ontwikkelingen vragen om een decentraal georganiseerd land. De rol van de gemeenteraad zal groter worden naarmate
gemeenten meer belasting kunnen heffen, ‘no representation without taxation’. Maar dus ook omgekeerd, burgers die de belastingen opbrengen hebben het recht om veel meer invloed uit te oefenen op
de besteding daarvan, zeker als die ‘om de hoek’, in de vorm van groenvoorziening, sportvelden, bejaardenzorg....maar ook bestemmingsplannen of nieuwe gemeentehuis, plaatsvindt.
Bert Euser, beschouwing bij afscheid na 33 jaar gemeentebestuur, auteur Lokale Leiders (2006) en Geuzen aan de Macht (2015)